Language:


De spelregels van schaken


Schaken is een spel dat gespeeld word tussen twee tegenstanders aan weerszijden van een bord met 64 vakjes van afwisselende kleuren.

De speler met de witte stukken start het schaakspel. Spelers beslissen zelf wie met wit speelt. Soms neemt een speler een zwarte en witte pion in de hand en de andere moet raden in welke hand de witte pion zit. Raad hij het goed, dan mag hij met wit spelen, anders moet hij met zwart spelen.

Elke speler is verplicht om een stuk te bewegen tijdens hun beurt.

Er zijn zes soorten stukken in het schaakspel: koning, koningin, toren, loper, paard en de pion.

Opstelling

Het schaakbord wordt zo gedraaid dat het witte veld in de onderste rechtse hoek ligt.

Doel van het spel

Het doel van het spel is om de andere koning schaakmat te krijgen. Schaakmat gebeurt wanneer de koning in een positie is dat hij kan geslagen worden en wanneer hij niet meer uit die sitauatie kan ontsnappen.

Schaak, Schaakmat en patstelling

Schaak wil zeggen dat er een directe bedreiging is voor de koning. Hij kan geslagen worden in de volgende beurt.

Om de volgende zet, moet de speler wiens koning schaak staat iets aan deze situatie doen om de koning dus veilig te krijgen.

Dit kan gedaan worden door:

Als de koning schaak staat en er is geen reglementaire zet die de koning veilig krijgt, dan staat de koning schaakmat en is het spel afgelopen.

De partij is remise als de aan zet zijnde speler geen reglementaire zet kan doen en zijn koning niet schaak staat. Het spel eindigde dan in 'patstelling'.

Hoe de stukken te verplaatsen

Pion

Pionnen zijn apart, omdat ze bewegen en slaan op verschillende manieren. Ze bewegen naar voren, maar slaan diagonaal..

Pionnen kunnen slechts één veld vooruit bewegen en enkel naar voor.

De eerste keer dat elke pion wordt verplaatst van zijn oorspronkelijke stand, heeft get de mogelijkheid om twee velden vooruit te bewegen.

Elk stuk direct voor een pion (vriend of vijand) blokkeert zijn opmars.

De acht pionnen worden opgesteld op de tweede rij.

De pion is misschien wel de minst krachtige stuk in het schaakspel, maar het kan promoten tot een ander stuk.


Loper

De loper beweegt diagonaal en heeft geen beperkingen in afstand (1 veld, 2 velden, 3 velden, ...).

De loper blijft altijd op de beginkleur en dit kan worden beschouwd als een zwakte.

De lopers wordt geplaatst op de 3e en 6e kolom.

Lopers kunnen niet springen over andere stukken (vijand of eigen stukken)..

Voor meer informatie over de loper.


Paard

Een paard beweegt zich ook ongewoon:

De volledige verplaatsing lijkt dus als de vorm van de letter "L".

Paarden worden op de 2e en 7e kolom geplaatst.

Het paard kan springen over alle andere stukken naar zijn bestemming.

Voor meer informatie over het paard.


Toren

De toren beweegt horizontaal of verticaal en heeft geen beperkingen in afstand (1 veld, 2 velden, 3 velden, ...).

Torens bevinden zich op de 1e en 8e kolom.

Torens zijn krachtig als ze elkaar beschermen.

Torens kunnen niet over andere stukken (vijand of eigen stukken) springen.


Koningin

De koningin beweegt horizontaal, verticaal en diagonaal en heeft geen beperkingen in afstand (1 veld, 2 velden, 3 velden, ...).

De koningin kan worden gezien als het sterkste stuk.

De koninginnen staan opgesteld op de 4de kolom.

Konningen kunnen niet over andere stukken springen.


Koning

De koning beweegt horizontaal, verticaal en diagonaal en slechts 1 veld ver.

Een koning kan ook niet bewegen naar een veld dat wordt bedreigd door een stuk van de tegenstander.

De koning is het belangrijkste stuk, als je hem verliest, ben je verloren.

De koning wordt geplaatst op de 5e kolom.


Gelijkspel

Soms is een schaakspel niet eindigen met een winnaar, maar met een gelijkspel.

Er zijn 5 redenen waarom een schaakspel kan eindigen in een gelijkspel:


Tijdcontrole

Een gewone schaakklok wordt gebruikt om de lengte van een spel te beperken.

Deze klokken tellen de tijd voor iedere speler afzonderlijk.

Als je tijd op is, verlies je het spel.